Er was eens, in een duister woud ver van hier (waar hier ook moge wezen), een eekhoorn op zoek naar voedsel voor de winter. De winter was nog ver weg, maar je kon niet vroeg genoeg beginnen met eten verzamelen, vond het eekhoorntje. De heksen die in het woud leefden, waren het met hem eens. De heksen leefden in onzichtbare hutjes, maar zelfs als ze dat niet waren, zou je ze niet kunnen zien, omdat het woud zo donker was. Om ergens in het duistere woud te komen, moest je echt je neus achterna lopen. Als je appeltaart rook, wist je dat je bij Oma Appellonia’s hutje was. Als je stoofperen rook, kon je nooit ver van Pera’s hutje zijn. Elke heks had haar eigen specialiteit en elk heksenhutje had zijn eigen geur. De heksen kookten en bakten de hele dag. Nou ja, bijna de hele dag. Ze moesten natuurlijk ook op zoek naar ingrediënten voor hun lekkernijen. Ondertussen probeerden de eekhoorntjes het eten te stelen. Wallines walnootkoekjes waren vaak spoorloos verdwenen, en ook stukjes van Hazels hazelnotentaart. Alleen Oma Bosma’s bospaddenstoelensoep was tot nu toe veilig gebleven. De heksen waren dus ook vaak bezig om de eekhoorns achterna te zitten. Dat hield hen een beetje in vorm. Ik weet niet of ze echt heel dik waren van al dat snoepen. Het was te donker in het duistere woud om dat te kunnen zien.
Op een dag waren Hazel en Walline op pad om ingrediënten te zoeken voor hun baksels. Misschien vraag je je af hoe het kwam dat de heksen wel iets konden zien in het duistere bos. Het was er echt pikdonker! Alles wat ik daarover kan zeggen is dit: ze waren niet voor niets heksen! Ze kletsten over ditjes en datjes. Over Pera, die bijna al haar stoofperen zelf had opgegeten, in plaats van ze te delen met de andere heksen. De heksen kwamen elke tien dagen bijeen om elkaars lekkernijen te proeven en gezellig samen te eten. Ze praatten over Tante Vla, die de volgende bijeenkomst ook zou komen. Tante Vla woonde helemaal niet in het duistere woud, maar ze kwam toch graag bij de heksen daar op visite. Ze maakte de lekkerste pudding die bestond. Eigenlijk was het helemaal geen pudding, maar pudding was het enige woord dat het enigszins kon beschrijven. De heksen van het duistere woud noemden het vla, naar Tante Vla, en ze vonden het heerlijk.
Plotseling meende Hazel dat haar tas lichter voelde dan eerst. Hoe kon dat nou? Ze keek in haar tas. Het was niet zo donker in de tas als in het duistere woud, dus ze kon perfect zien. Er zaten nog heel wat hazelnoten in de tas, meer dan ze op haar vingers kon tellen als ze tien handen had. Ze haalde haar schouders op. Ze had zich vast vergist. Walline leek niets door te hebben. Ze bleef maar praten en praten en praten. De heksen vervolgden hun weg en vulden hun tassen.
“Piep!”
“Wat was dat?” vroeg Hazel.
“Niks,” antwoordde Walline. “Ik had een kikker in mijn keel, maar ik denk dat hij nu weg is.”
“Oké. Hoe ben je van die kikker afgekomen?” vroeg Hazel geïnteresseerd. “Mijn nichtje heeft ook een kikker in haar keel, al wekenlang. Ik heb alles geprobeerd, maar niets leek te helpen. Mijn zus vertelde me pas dat de kikker verdwenen was, maar toen ik het arme kind zag, zat hij er weer!”
De heksen praatten verder over heksenzaken.
“Piep!” hoorden ze weer.
“Dat was geen kikker,” zei Hazel.
“Nee,” was Walline het met haar eens. “Absoluut niet.”
“Voelt jouw tas toevallig ook iets lichter?”
“Nee,” zei Walline. “Hij voelt juist zwaarder.”
Hazel knikte. “De mijne ook. Wat gek.”
Ze vervolgden hun weg, in stilte dit keer. Ze letten op elk klein geluidje, maar ze hoorden geen kikkers en ook geen geen-kikkers. Toch bleven ze beiden een vreemd gevoel houden. Hazel keek naar Walline. Walline keek naar Hazel. Op hetzelfde moment knikten ze naar elkaar, openden hun tassen, keken erin, en… Wat denk je dat ze daar zagen?